home

Voedingsadvies bij diabetes type 1 : gezonde voeding

Bij mensen met diabetes type 1 is de hoeveelheid bloedglucose te hoog. Juiste voeding helpt om de hoeveelheid glucose in uw bloed zo gelijk mogelijk te houden. Ook bewegen, gewicht en leeftijd heeft invloed op uw bloedglucose. Daarom is het belangrijk dat u let op uw wanneer u eet en wat u eet. Gezonde voeding geeft ook minder kans op complicaties.

Over diabetes type 1

Bij diabetes type 1 maakt het lichaam geen insuline aan. Insuline zorgt ervoor dat de cellen in uw lichaam de glucose kunnen opnemen. Meestal moet u insuline inspuiten, of een tablet innemen om te zorgen dat uw bloedglucose goed is. Daarnaast is het belangrijk om gezond en regelmatig te eten. Zo kunt u ervoor zorgen dat uw bloedglucose tussen de 4 en 10 millimol per liter is. 

Koolhydraten

Koolhydraten zijn voor het lichaam een belangrijke bron van energie. Na het eten van pr koolhydraten maakt het lichaam glucose van de koolhydraten. Glucose komt in het bloed terecht en heet dan bloedglucose. Vooral de hoeveelheid koolhydraten die u eet, bepaalt hoeveel glucose er in het bloed komt.

Om glucose in de cellen te kunnen opnemen is insuline nodig. De hoeveelheid insuline die uw lichaam nodig heeft, hangt vooral af van de hoeveelheid koolhydraten die u eet. Daarnaast is de benodigde hoeveelheid insuline afhankelijk van bijvoorbeeld leeftijd, gewicht en beweging.

Soorten

Er zijn verschillende soorten koolhydraten:

  • Zetmeel in bijvoorbeeld brood, aardappelen, rijst, pasta, peulvruchten, granen en ontbijtgranen.
  • Melksuiker in bijvoorbeeld melk en yoghurt. Melksuiker heet ook lactose.
  • Vruchtensuiker in fruit en vruchtensappen. Vruchtensuiker heet ook fructose.
  • Suiker in tafelsuiker, honing, stroop, zoet broodbeleg, koekjes, frisdrank en snoep. Kristalsuiker is hetzelfde als suiker.

Er zijn ook koolhydraten die het lichaam niet kan verteren. Dit zijn voedingsvezels.  Het lichaam kan geen glucose maken van voedingsvezels. 

Hoeveel u nodig heeft

Hoeveel koolhydraten u nodig heeft, hangt af van uw gewicht, uw leeftijd en uw activiteiten, zoals sporten. Het is niet nodig dat u elke dag dezelfde hoeveelheid koolhydraten neemt. 

U kunt zelf opzoeken hoeveel u in uw situatie het beste kunt nemen. Op de website van het Voedingscentrum staan richtlijnen over de aanbevolen hoeveelheden voeding, zoals brood, fruit, aardappelen.

Producten zonder koolhydraten

Er zitten geen of weinig koolhydraten in de volgende producten: 

  • Vlees, vis, kip en ei zonder een korstje en niet uit marinade. 
  • Kaas.
  • Kruiden en specerijen.
  • Groenten. In de meeste groenten zitten weinig koolhydraten. Groenten met meer koolhydraten zijn bijvoorbeeld mais, doperwten en wortelen.
  • Noten. In de meeste noten zitten weinig koolhydraten.
  • Dranken zoals water, thee en koffie zonder suiker, light limonades.
  • Vetten en oliën. 

Producten met koolhydraten

  • Er bestaat voeding met snelle en langzame koolhydraten.
  • Neem bij voorkeur voeding met langzame koolhydraten. U gebruikt dan producten waarin ook vezels, vetten en eiwitten zitten. Zo komt de glucose langzaam in het bloed en stijgt de waarde van de bloedglucose niet te snel. Voorbeelden van voeding met langzame koolhydraten: volkoren graanproducten, peulvruchten zoals linzen en bruine bonen, fruit en melkproducten.
  • Neem liever geen of weinig voeding met snelle koolhydraten, zoals suiker. De waarde van de bloedglucose wordt dan snel te hoog en weer te laag. Voorbeelden van voeding met snelle koolhydraten: witte graanproducten zoals witbrood, stokbrood en cornflakes, zoet broodbeleg zoals jam, chocopasta en dranken met suiker zoals vruchtensap.

Koolhydraten tellen

  • Het is belangrijk dat u weet hoeveel koolhydraten u gebruikt. Zo kunt u ervoor zorgen dat uw bloedglucose goed blijft. Als u snelwerkende insuline gebruikt kunt u uw insuline afstemmen op de hoeveelheid koolhydraten. 
  • U kunt de koolhydraten in uw voeding zelf tellen.
  • Vaak staat op de verpakking hoeveel koolhydraten er in het product zitten. U kunt ook een app gebruiken waarmee u gemakkelijk de hoeveelheid koolhydraten in producten kunt tellen. Bijvoorbeeld de app ‘Mijn Eetmeter’ van het Voedingscentrum.
  • Soms kunt u de hoeveelheid insuline per maaltijd zelf bepalen. Een diëtist kan u helpen om dit te leren. U kunt overleggen met het diabetesteam of u kortwerkende of mix-insuline gebruikt.

Algemene voedingsadviezen

  • Drink koffie en thee zonder suiker. U kunt eventueel zoetstoffen gebruiken.
  • Drink water of suikervrije frisdrank of limonade.  
    Kies voor light- of Zero-frisdranken, of limonadesiroop zonder koolhydraten zoals Slimpie, Raak zero sugar of Karvan Cevitam zero.
  • Gebruik elke dag 2 tot 3 maaltijden met koolhydraten.
    Gebruik bij deze maaltijden met koolhydraten snelwerkende insuline, als u dat heeft afgesproken met uw diabetesteam. 
  • Tussendoor kunt u ook iets eten of drinken. Neem dan eten of drinken met maximaal 15 gram koolhydraten. U hoeft dan geen insuline te gebruiken.
  • Eet geen of weinig voeding met veel suiker.
    Bijvoorbeeld zoet broodbeleg zoals jam, hagelslag of honing, koek, gebak, snoep zoals chocolade, drop, winegums.
  • Eet volkorenproducten zoals volkorenbrood, zilvervliesrijst of volkorenpasta.

Zoetstoffen

Zoetstoffen maken voeding zoeter. Ze kunnen gebruikt worden in plaats van suiker, honing of andere zoete ingrediënten. Er zijn veel verschillende soorten zoetstoffen; welke soort gebruikt is staat op de verpakking. Vrijwel alle zoetstoffen verhogen het bloedglucose niet of nauwelijks. Als zoetstoffen niet in grote hoeveelheden worden gebruikt, zijn ze veilig in gebruik. 

Ook belangrijk

  • zorg dat u veel beweegt
  • controleer regelmatig uw bloedglucose
  • zorg voor een gezond lichaamsgewicht

Tussen de maaltijden

U kunt tussen uw ontbijt, lunch en avondmaaltijd iets eten, bijvoorbeeld tussen ontbijt en lunch. Deze kleine maaltijden heten ook wel tussendoortjes.

Probeer per tussendoortje maximaal 15 gram koolhydraten te nemen. Bijvoorbeeld:

  • 1 kleine appel
  • 2 kiwi’s of 2 mandarijnen
  • 1 volkoren boterham met hartig beleg of pindakaas
  • 2 knäckebröd crackers met hartig beleg of pindakaas  
  • 1 volkoren biscuitje
  • 1 portie yoghurt, melk of kwark zonder toegevoegd suiker 
  • 1 handje ongezouten noten zonder gedroogd fruit
  • 1 gekookt ei  
  • groenten, eventueel met bijvoorbeeld humus

U kunt best eens een minder gezond tussendoortje nemen, zoals een klein zakje chips, een waterijsje of een stukje chocolade.

Verdelen koolhydraten over de dag

Zorg dat u het nemen van koolhydraten goed verdeelt over de dag. Neem als tussendoortje voeding met maximaal 15 gram koolhydraten. Dat helpt om verschillen in de bloedglucose kleiner te maken.

Bijvoorbeeld:

U bent gewend om bij de lunch 2 boterhammen en een stuk fruit te eten, en tot het avondeten niets meer. Het is beter om het fruit tussen de lunch en het avondeten te eten. Hierdoor worden de koolhydraten beter verdeeld over de dag.

Voeding bij hypoglykemie

Bij een hypoglykemie is de bloedglucose lager dan 4 millimol per liter. Het heet ook wel een hypo. U kunt dit aan 1 of meer klachten merken. Bijvoorbeeld trillen of beven, zweten, hartkloppingen, honger, prikkelbaar zijn, moe of zwak zijn, hoofdpijn, duizelig of verward zijn, wazig zien.

Het is belangrijk dat u dan snel 20 gram snelle koolhydraten neemt. Bijvoorbeeld:

  • 6 of 7 tabletten druivensuiker of een zakje hypofit
  • 200 ml gewone frisdrank, dus geen light frisdrank
  • 200 ml vruchtensap, bijvoorbeeld een klein pakje
  • 125 ml sportdrank high energy
  • 5 of 6 harde snoepjes, zoals winegums
  • 4 suikerklontjes of 1 eetlepel suiker of honing opgelost in water

Controleer 15 minuten na het innemen van de extra voeding opnieuw uw bloedglucose.   
Als de bloedglucose nog te laag is, neem dan nog een keer voeding met 20 gram koolhydraten.

Blijf elke 15 minuten controleren tot de bloedglucose weer normaal is.

Als de bloedglucose weer normaal is, eet dan een tussendoortje of maaltijd met zowel koolhydraten als eiwitten. Bijvoorbeeld een boterham met pindakaas of een stuk fruit met een handje noten. Zo is de kans op een nieuwe hypo kleiner. 

Adviezen gezond leven

Gezond gewicht

 Bij een te hoog lichaamsgewicht reageert het lichaam minder goed op insuline. Soms heeft u dan meer insuline of andere medicijnen nodig. Ook heeft u door een te hoog gewicht meer kans op hart- en vaatziekten, leverafwijkingen en kanker.

Wat u zelf kunt doen

  • Zorg dat u een gezond gewicht houdt. U kunt zien of u een goed gewicht heeft via de website van het Voedingscentrum
  • Eet de hoeveelheden die passen bij uw leeftijd, gewicht en activiteiten. Kijk op de website van het Voedingscentrum
  • Regelmatig bewegen helpt ook om een gezond gewicht te bereiken en te behouden.

Alcohol

Alcohol heeft invloed op uw bloedglucose. Bier, wijn en andere dranken met alcohol zorgen dat uw bloedglucose te hoog of te laag wordt.

De alcohol kan de bloedglucose verlagen, U krijgt kans op een hypo. Sommige dranken bevatten veel suiker. Daardoor wordt de bloedglucose hoger. Bijvoorbeeld cocktails of zoete wijn.

Wat u zelf kunt doen

  • Drink met mate. Dat betekent: vrouwen maximaal 1 glas alcohol per dag. Mannen maximaal 2 glazen per dag.  
  • Zorg dat u minimaal 2 dagen per week geen dranken met alcohol neemt.
  • Eet altijd iets tijdens of nadat u alcohol drinkt. Eet dan voeding met koolhydraten en vet. De kans op een lagere bloedglucose is dan kleiner.  
  • Controleer uw bloedglucose zowel voor, tijdens en enkele uren na het drinken.
  • Neem geen zoete dranken: kies voor droge wijn, licht bier of sterke drank zonder   limonade of andere zoete drank.  
     

Beweging en sport

Door te bewegen kunt uw bloedglucose, uw gewicht en uw gezondheid verbeteren. Uw lichaam wordt ook gevoeliger voor insuline. 

Wat u zelf kunt doen

  • Ga elke week minimaal 2 en een half uur stevig wandelen, fietsen of tuinieren.
  • Doe minimaal 2 keer per week krachttraining of een intensieve sport, zoals voetbal of hardlopen.
  • Zorg tijdens het sporten dat u let op klachten die bij een hypo horen. Zo nodig kunt u extra voeding nemen of eventueel de dosis insuline aanpassen. Neem daarom altijd voeding met snelwerkende koolhydraten mee.
  • Neem na het sporten voeding met koolhydraten en eiwitten. Uw lichaam krijgt dan weer energie.
  • Bij gebruik van snelwerkende insuline is het belangrijk om de dosis insuline bij de maaltijd voor of na het sporten aan te passen. Een diëtist kan u helpen met een plan voor uw situatie.

Ziekte

  • Ziekte zoals griep, verkoudheid of een ontsteking, kan uw bloedglucose beïnvloeden..
  • Uw zin om te eten kan veranderen. Als u minder eet, kan de bloedglucose hoger worden.
  • Koorts, overgeven en diarree kunnen leiden tot uitdrogen. Hierdoor kan de bloedglucose ook hoger worden.  
  • Het is daarom belangrijk om tijdens ziekte goed te letten op de bloedglucose.
  • Ook als u niet eet, kan het nodig zijn om insuline te spuiten.  
  • Neem zo nodig contact op met de diabetesverpleegkundige of arts. 

Aandoeningen

Contact

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de polikliniek via MijnOLVG. Op werkdagen kunt u ook bellen.

Polikliniek Diëtetiek, locatie Oost, P2
020 510 85 04 (op werkdagen van 08.30 tot 16.00 uur)
dietetiek@olvg.nl

Polikliniek Diëtetiek, locatie West, route 14
020 510 85 04 (op werkdagen van 08.30 tot 16.00 uur)
dietetiek@olvg.nl

De informatie op deze pagina is afkomstig van de afdeling Diëtetiek van OLVG. Laatst gewijzigd: