home

Sondevoeding geven aan uw kind : voeden van uw kind met behulp van een sonde

Als uw kind nog niet alle voedingen zelf kan drinken, krijgt uw kind soms ook sondevoeding. Onder begeleiding van een verpleegkundige leert u hoe u uw kind sondevoeding geeft. Als uw kind mee naar huis mag, kunt thuis zelf sondevoeding geven. Uw kind kan dan in eigen tempo overstappen op volledige borstvoeding of flesvoeding.

Over sondevoeding

Als uw kind zelf nog niet goed kan drinken, is soms extra voeding via een sonde nodig. 
Een sonde is een dun , flexibel slangetje.  
Via de neus gaat het slangetje door de keel in de maag van uw baby. Hierdoor is het mogelijk om voeding te geven terwijl uw kind rust krijgt.
De voeding gaat via een spuit in het slangetje naar de maag van uw baby. Dit kan moedermelk zijn of andere vloeibare voeding.  

Soms is het nodig dat uw kind thuis ook nog sondevoeding krijgt. In het ziekenhuis krijgt u dan een training. Uw zorgverlener legt u uit hoe u thuis uw baby sondevoeding kunt geven. Alleen na het volgen van training, mag u uw kind thuis sondevoeding geven

Sondevoeding kan helpen om over te stappen op borstvoeding of flesvoeding. Uw kind krijgt voldoende voeding en kan in alle rust oefenen met drinken aan de borst of uit de fles.

Voordelen van thuis en in het ziekenhuis sondevoeding geven 

  • Uw participatie in de zorg wordt uitgebreid.
  • U kunt gebruik maken van het moment waarop uw kind wakker is. U kunt dan vaker oefenen met het aanleggen aan de borst en of het aanbieden van een voeding via de fles. Uw kind zal sneller zelf leren drinken.
  • U kunt in alle rust borstvoeding geven. Het borstvoeding geven gaat dan vaak beter.
  • Uw kind komt niet in aanraking met bacteriën van het ziekenhuis. 

Inbrengen van de sonde door zorgverlener

Alleen een zorgverlener mag de sonde inbrengen bij uw kind. U kunt dit niet zelf doen. 
Het is erg belangrijk dat het einde van de sonde in de maag zit. 
De zorgverlener meet hoe diep de sonde moet zitten. 
Als de sonde goed zit, plakt de zorgverlener de sonde met een pleister vast op het gezicht van uw kind. 
Op het slangetje onder de neus van uw kind staat een cijfer. Als de sonde verschuift, ziet u een ander cijfer. Zo kunt u zelf controleren of de sonde nog op de goede plek zit. 

Training sondevoeding

Het is belangrijk om de sondevoeding op de juiste manier te geven. U volgt daarom een training via een stappenplan. 
In het begin geeft u de sondevoeding samen met de verpleegkundige. U gaat de sondevoeding steeds meer zelfstandig geven.

Na de training kunt u zelf eenvoudige problemen oplossen en bent u op de hoogte van de risico’s. Als het niet lukt, kunt u een zorgverlener om hulp vragen. Als u thuis bent, kunt u hulp vragen via het specialistisch kinderteam van de Kinderthuiszorg. 

Stappenplan

Het stappenplan is een hulpmiddel. U moet het volledige stappenplan volgen om zelfstandig sondevoeding te kunnen geven. U zet uw handtekening als u zich zeker genoeg voelt om de handelingen zelfstandig uit te voeren. Dit gebeurt in overleg met de verpleegkundige.
Als u het stappenplan heeft doorlopen, komt een melding in het digitale dossier van uw kind.

Onderwerpen van de training

  • Inschatten wanneer u wel of geen sondevoeding geeft. 
  • Het klaarmaken van de voeding en of voedingssupplementen toevoegen. 
  • Controleren of de sonde goed in de maag ligt.
  • Voeding geven via de sonde.
  • Het geven van medicijnen via de sonde.
  • Verzorgen mond en neus. 
  • Het moet duidelijk zijn welke risico's en problemen kunnen zijn. 
  • Sonde verwijderen bij problemen thuis. 

Kinderthuiszorg 

Het team van Kinderthuiszorg bestaat uit gespecialiseerd kinderverpleegkundigen bij u in de buurt. Als uw kind naar huis mag, schakelt de verpleegkundige van OLVG de Kinderthuiszorg in. 
Het team van de Kinderthuiszorg is iedere dag beschikbaar van 08.00 uur tot 21.00 uur. 

Stappenplan sondevoeding geven

Voorbereiding sondevoeding

  • Was uw handen met water en zeep.
  • Zet de spuit van de sondevoeding en de verwarmde voeding klaar. 
    In het ziekenhuis vraagt u dit aan de verpleegkundige. Verse moedermelk kunt u op kamertemperatuur geven. Zo blijven er meer antistoffen intact,   
  • Controleer en verzorg de neus en mond op aanwezig slijm.
  • Controleer of de sonde nog op de goede plek zit door het nummer te controleren. Als het cijfer op het slangetje onder de neus nog hetzelfde is, is het goed. Als dit niet zo is, vraag dan hulp aan een zorgverlener.
  • Als de pleister los zit, plakt u de sonde met een extra pleister vast of plak samen de pleister opnieuw af zoals u geïnstrueerd is in het ziekenhuis. 
  • Controleer of de sonde goed vast zit onder de pleister. Als de sonde kan bewegen, zit de sonde niet goed vast. Plak dan een extra pleister of plak een nieuwe pleister. 

Thuis gebruikt u elke 24 uur een schone spuit. 

Sondevoeding geven

  • Koppel de sondevoedingspuit, zonder stamper aan op de maagsonde.
  • Vul de spuit met de voeding of met de rest van de voeding. 
  • Met de zuiger kunt u de sondevoeding wat aanduwen. Daarna zakt de sondevoeding vanzelf door het slangetje in de maag van uw kind. U kunt de spuit hoger of lager houden om de voeding sneller of minder snel te laten zakken. 
  • Blijf bij uw kind terwijl de voeding inloopt of neem uw kind op schoot. Let goed op de handjes. Uw kind kan met zijn handje onverwachts de sonde verwijderen. 

Tips

  • Laat uw kind op een speen zuigen tijdens het voeden via de sonde. Het zuigen op een speen tijdens het inlopen van de sondevoeding is goed voor de zuigreflex van uw kind. .  
  • Neem de tijd voor de voeding en sondevoeding. Probeer afleiding tijdens en na het voeding te voorkomen.  

Nazorg

  • Maak na het voeden de spuit los tot er geen voeding meer zichtbaar is in de sonde. 
  • Wanneer uw kind veel perst of makkelijk spuugt, kunt u uw kind even rechtop houden tegen uw borst.
  • Als u thuis klaar bent met voeden, spoelt u de spuiten schoon onder de kraan. Droog de onderdelen afzonderlijk van elkaar af met een schone doek of tissue. 

Reacties van uw kind tijdens het voeden

Het is belangrijk om tijdens het voeden via de sonde de reacties van uw kind in de gaten te houden. Het volgende kan gebeuren:

  • Uw kind gaat hikken. Om het hikken te stoppen, kunt u uw baby op een speen laten zuigen. Door het zuigen verdwijnt de hik vaak weer.
  • Uw kind gaat spugen. Vouw het slangetje stevig dubbel en houd de spuit laag. Er komt dan geen voeding meer in de maag. 
  • Uw kind gaat spugen en de sonde komt uit de mond. Vouw dan ook het slangetje stevig dubbel en houd de spuit laag. Trek daarna in 1 beweging het slangetje via de neus helemaal naar buiten. Vraag de zorgverlener om de sonde weer in te doen.
  • Bij aanhoudende prikkelhoest en/of benauwdheid kan de sonde verschuiven. De sonde kan dan in de luchtpijp terecht komen. Stop onmiddellijk met toedienen van de voeding en verwijder de sonde. 
  • De pleister waarmee het slangetje vastzit, gaat los. Als u nog hetzelfde cijfer op het slangetje onder de neus van uw kind ziet, zit de sonde nog op de goede plek. U kunt het slangetje zelf opnieuw vastplakken met een pleister. Als u een ander cijfer ziet, zit het slangetje niet meer op de goede plek. Geef dan geen voeding via de sonde. Vraag een zorgverlener om het slangetje goed in te doen bij uw kind.  

Specialistisch kinderteam en Sorgente

Specialistisch kinderteam

Als uw kind naar huis mag, krijgt u thuiszorg van gespecialiseerde kinderverpleegkundigen uit uw postcodegebied. Dit is een specialistisch kinderteam. U kunt het specialistisch kinderteam dag en nacht bellen als u vragen heeft.  

De leverancier Sorgente verzorgt meestal het pakket met sondevoeding voor 14 dagen en de eventuele aangepaste voeding voor uw kind.  U ontvangt alle materialen thuis voordat uw kind met u mee naar huis gaat. 
U kunt zelf online materialen en voeding bijbestellen wanneer dit bijna op is. Bij vragen kunt u tijdens kantooruren bellen met 030 634 62 64.

Zorgverzekering

Als uw zorgverzekering geen overeenkomst heeft met Sorgente, bestelt u de materialen en voeding via MediqTefa. De verpleegkundig specialist informeert u hierover. 

 

Contact

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de afdeling via MijnOLVG. Op werkdagen kunt u ook bellen.

Polikliniek Kindergeneeskunde, locatie Oost, P4
020 599 30 38 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
kinderpoli@olvg.nl

Polikliniek Kindergeneeskunde, locatie West, route 32
020 510 88 90 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
kinderpoli@olvg.nl

Afdeling Kindergeneeskunde, locatie West, route 24
020 510 89 07 (dag en nacht bereikbaar)

Verpleegafdeling Neonatologie, locatie Oost, R2
020 599 32 00 (dag en nacht bereikbaar)

Anna Paviljoen, locatie Oost, 2e etage
020 599 30 09 (dag en nacht bereikbaar)

De informatie op deze pagina is afkomstig van de afdeling Neonatologie van OLVG. Laatst gewijzigd: