home

Implanteren van een ICD : plaatsen van een implanteerbare Cardio Defibrillator

Bij een ernstige hartritmestoornis of een kans hierop, krijgt u soms een ICD. Een ICD is een elektronisch apparaatje in uw lichaam dat uw hartritme continu in de gaten houdt en kan herstellen. De arts plaatst een ICD tijdens een behandeling op de hartcatheterisatiekamer. Dit duurt ongeveer 1 tot 2 uur. Soms blijft u 1 nacht in het ziekenhuis.

Over een ICD

ICD is de afkorting van Implanteerbare Cardio Defibrillator. Aan een ICD zitten draden naar het hart. Deze draden heten elektroden. Hiermee meet de ICD continu het hartritme. De ICD kan zo nodig het hartritme herstellen. 
De arts plaatst de ICD onder de huid. Een ICD heeft geen invloed op het aantal  hartritmestoornissen. Wel heeft u met een ICD minder kans om te overlijden aan een hartritmestoornis. 

Een ICD heeft verschillende taken:

  • Als uw hart te snel klopt, geeft een ICD kleine schokjes aan het hart via de elektroden. Dit heet ATP of anti-tachy-pacing. Door ATP kan uw hartslag weer in een normaal ritme gaan kloppen. U merkt vaak niets van ATP. 
  • Soms zijn kleine schokjes niet genoeg. Als de hartritmestoornis blijft aanhouden, geeft de ICD via de elektroden een krachtige schok aan uw hart. U voelt dan een harde slag midden op uw borst of tussen de schouderbladen. 
  • Als uw hart te langzaam klopt, dan kan een ICD ook werken als een pacemaker. Via de elektroden maakt de ICD uw hartslag sneller.

Soorten ICD's

Er zijn 3 soorten ICD’s. Uw cardioloog bespreekt met u welke ICD het beste bij uw klachten past.

Transveneuze ICD

1 of meer elektroden gaan via een ader onder het sleutelbeen naar uw hart. De arts plaatst de ICD linksboven in de borstkas, onder de huid of onder de borstspier. Een transveneuze ICD geeft zo nodig kleine schokjes af (ATP) of een krachtige schok. Ook kan een transveneuze ICD als een pacemaker werken.
De implantatie duurt 1 tot 2 uur.

Subcutane ICD

1 elektrode gaat onder de huid langs het borstbeen naar uw hart. De arts plaatst de ICD links onder uw oksel, net onder de huid. Een subcutane ICD kan alleen een krachtige schok geven.
De implantatie duurt 1 tot 2 uur.

Extra elektrode CRT

Soms is de knijpkracht van uw hart minder goed omdat de kamers van het hart niet precies tegelijk samenknijpen. Door een extra elektrode op uw linkerhartkamer te plaatsen, kan de knijpkracht verbeteren en mogelijk ervaart u hierdoor minder klachten. Dit heet CRT of cardiale resynchronisatie therapie. 
De implantatie duurt 2 tot 3 uur.

Over de implantatie van een ICD

De implantatie gebeurt door een cardioloog op de hartkatheterisatiekamer. U krijgt een plaatselijke verdoving. De implantatie duurt 1 tot 3 uur afhankelijk van de soort ICD die u krijgt. Meestal mag u dezelfde dag naar huis. Soms moet u op advies van de cardioloog 1 nacht in het ziekenhuis blijven. 

Onderzoeken

Voor de implantatie krijgt u soms nog onderzoeken zoals:

  • ECG
  • Echo van het hart
  • Holter onderzoek
  • Inspanningsonderzoek
  • Bloedonderzoek

Zo bereidt u zich voor

  • Gebruikt u bloedverdunners of andere medicijnen? Of bent u allergisch voor bepaalde medicijnen of jodium? Geef dit dan aan via MijnOLVG. Doe dit zo snel mogelijk.
    Als u MijnOLVG niet gebruikt, overleg dan met uw arts.
    Stop nooit zomaar met het innemen van uw medicijnen. Bespreek dit altijd met uw arts.
  • Voor uw eigen veiligheid moet u voor uw behandeling of onderzoek nuchter zijn. U krijgt hiervoor instructies van een medewerker van de afdeling Anesthesiologie.
    Voor meer informatie kunt u ook alvast kijken op de webpagina: Verdoving bij een onderzoek of operatie. 

Als u meer informatie nodig heeft, kunt u een afspraak maken met een ICD-begeleider of technicus. Een ICD-begeleider is een verpleegkundig specialist en/of technicus. 

  • De ICD-begeleider geeft informatie over de werking van ICD, de gang van zaken tijdens de implantatie en over praktische zaken zoals uw rijbewijs. De ICD-begeleider is er voor vragen over ondersteuning en begeleiding. 
  • Om een afspraak met de ICD-begeleider te maken, kunt u bellen naar 020 599 49 31.

Zo gaat de implantatie

Voor de implantatie van een ICD komt u naar OLVG, locatie Oost.
De implantatie vindt plaats op de hartkatheterisatiekamer en wordt gedaan door een cardioloog.

Voor de implantatie

Als u van huis komt, meldt u zich bij afdeling A4 of B3 op locatie Oost.
Als u al in het ziekenhuis ligt voor de implantatie, dan brengt de verpleegkundige u naar de behandelkamer.  

  • Zorg dat u voor de implantatie naar de wc gaat.
  • U trekt uw bovenkleding uit.
  • U gaat liggen op de behandeltafel.
  • U krijgt een infuus in uw arm. Via het infuus krijgt u antibiotica, medicijnen tegen de pijn en medicijnen om u rustiger te voelen. 
  • Tijdens de implantatie kunt u vertellen hoe u zich voelt. U kunt niet meekijken tijdens de implantatie. 

De implantatie

  • U krijgt een verdoving links in de huid onder uw sleutelbeen of in de zij onder uw oksel.
  • De arts maakt een snee van ongeveer 6 centimeter in de huid onder het sleutelbeen. 
  • De arts maakt ruimte onder uw huid, zodat de ICD precies past.
  • De arts schuift een elektrode via een ader bij uw sleutelbeen naar de juiste plek in het hart. 
  • Aan de elektrode zit een soort haakje. Hiermee maakt de arts de elektrode vast aan de binnenkant van de hartwand. 
  • De elektrode groeit binnen 6 weken vast aan het hart. 
  • De arts plaatst de ICD in de ruimte onder uw huid De ICD ligt tussen het onderhuids vetweefsel en uw borstspier in, onder het sleutelbeen. 
  • Soms test de arts de ICD. Dit heet de schoktest. Als u plaatselijke verdoving heeft, dan krijgt u voor de schoktest een slaapmiddel. Het slaapmiddel werkt kort en u bent aan het einde van de implantatie weer wakker. 
  • De arts sluit de wond met een oplosbare hechtdraad en met huidlijm. De arts plakt een pleister op de wond. Soms krijgt u ook een drukverband.

Na de implantatie

  • Na de implantatie brengt de verpleegkundige u naar de verpleegafdeling.
  • Na het implanteren van de ICD heeft u 3 uur bedrust, maar is het goed om rechtop te zitten. 
  • Een verpleegkundige sluit een apparaat aan dat continu uw hartritme controleert. Dit heet een telemetrie kastje. 
  • Als u een slaapmiddel voor de schoktest heeft gehad, kunt u zich na de implantatie slaperig voelen. 
  • Als u een drukverband heeft, dan blijft het drukverband 12 uur op de wond zitten. 
  • Als u zich goed voelt kunt u meestal dezelfde dag naar huis. Soms blijft u 1 nacht in het ziekenhuis. De arts bespreekt dit met u.
  • Na de implantatie krijgt u een ECG en een röntgenfoto. Ook controleert een cardiotechnicus uw ICD. U kunt ook vragen stellen aan de cardiotechnicus. 

Complicaties

Een behandeling brengt altijd een risico met zich mee. Onderstaande complicaties zijn mogelijk:

  • Bloeduitstorting 
    Onder de huid waar de pacemaker komt, kan een bloeduitstorting of nabloeding ontstaan als bloedvaatjes geraakt worden. U krijgt dan soms de eerste 12 uur een drukverband. De bloeduitstorting of nabloeding verdwijnt meestal na enkele dagen of weken. Het is heel soms nodig om de operatiewond te openen om de bloeding te stoppen. 
  • Infectie van de wond
    Er is een kleine kans op een infectie van de wond. Dit komt voor bij ongeveer 2 van de 100 patiënten voor die voor het eerst een ICD krijgen. Bij een infectie krijgt u antibiotica. Soms is het nodig om de pacemaker en de elektroden te verwijderen. De implantatie van een nieuwe pacemaker gebeurt dan op een andere plaats.
  • Klaplong 
    Het gebeurt soms dat de long per ongeluk wordt aangeprikt, waardoor een klaplong ontstaat. Dit kan benauwdheid veroorzaken. Dit is een zeldzame complicatie waardoor u mogelijk enkele dagen langer behandeld zal moeten worden. U leest hier meer over op de webpagina: Klaplong.
  • Tamponade (niet bij een S-ICD)
    Tijdens het inbrengen van de elektroden van de pacemaker in het hart kan per ongeluk door de hartkamerwand heen worden geprikt. Dan lekt er bloed via het gaatje in het hartzakje lekt. Hierdoor kan het hart moeilijker pompen. Dit heet tamponade. Dit is een zeer zeldzame complicatie. Het herstelt vanzelf. Soms is nodig om bloed weg te zuigen via een naald of drain. 
  • Trombose arm
    De ader waar de draden van de ICD doorheen lopen raakt soms verstopt. Dit hindert de bloedstroom waardoor u een dikke arm krijgt. Dit komt bij minder dan 1 van de 100 patiënten voor. 

Risico’s ICD en elektroden

  • Losraken van de elektroden (niet bij een S-ICD)
    De elektroden kunnen losraken in de eerste periode na de implantatie. Hierdoor werkt de ICD niet meer goed. Een nieuwe ingreep is dan noodzakelijk.
  • De hik bij een CRT-ICD
    Door onbedoeld stimuleren van het middenrif door een elektrode krijgt u soms de hik. U hikt dan ongeveer 1 keer per seconde. Dat is niet gevaarlijk maar wel vervelend. 
    Het is noodzakelijk dat de cardiologie-technicus de instelling van de CRT-ICD aanpast.

Slijtage ICD of elektroden 

Een ICD, de elektroden en de batterij kunnen slijten of kapot gaan. Daarom heeft u 1 tot 2 keer per jaar een controleafspraak bij de cardiologie-technicus. 
De ICD controleert ook zichzelf en geeft een piep of een trilling bij een afwijking. Neem direct contact op als u iets afwijkends voelt of als er een piep of een trilling uit de ICD komt. 

Naar huis

De arts bespreekt met u wanneer u weer naar huis kunt. U mag nog niet zelf autorijden, fietsen of reizen met het openbaar vervoer. Vraag of iemand u naar huis brengt. 

Adviezen voor thuis

  • Rek of strek de arm aan de kant van de implantatie de eerste 2 weken na de implantatie niet. 
  • Maak de wond de eerste 2 dagen na de implantatie niet nat. 2 dagen na de implantatie mag u de wond wel afspoelen. 
  • Gebruik geen zeep op of rond de wond tot 1 week na de implantatie. 
  • Als de wond 2 dagen droog is gebleven, kunt u de pleister verwijderen.
  • U mag niet zwaar tillen.
  • U mag u niet laten optillen onder uw oksels. 

U mag niet autorijden en moet op termijn een nieuw rijbewijs aanvragen. Lees meer hierover bij de veelgestelde vragen.

Zo gaat het verder

Ongeveer 2 weken na uw implantatie heeft u een afspraak op de polikliniek Cardiologie voor wondcontrole en controle van de ICD. 
1 tot 2 keer per jaar heeft u een controle van uw ICD in het ziekenhuis. 

ICD-pas

Na de implantatie krijgt u een ICD-pas. Op dit pasje staat in code welke ICD u heeft, waarom u een ICD heeft en waar u een ICD heeft gekregen. Draag het pasje altijd bij u, ook in het buitenland. 

Wat te doen bij een schok?

Bij een gevaarlijke hartritmestoornis geeft de ICD een stroomstoot die zorgt dat het hartritme weer normaal wordt. Dit heet een schok. De meeste patiënten voelen een ICD-schok als een harde slag of stoot midden op de borst en of tussen de schouderbladen. U raakt hiervan meestal niet buiten bewustzijn. 

Veelgestelde vragen

Hoe lang de ICD en elektrode goed werken, verschilt per persoon. Daarom krijgt u vaak controles in het ziekenhuis. De ICD controleert ook de werking elke nacht zelf. Als u iets vreemds voelt, of als u een piep of trilling uit de ICD hoort of voelt, neem dan contact op met het ziekenhuis.

Sommige mensen zijn bang om een schok te krijgen tijdens het sporten of tijdens de seks. De kans dat u een schok krijgt is erg klein. De ICD kan het verschil zien tussen een hartritmestoornis en een snelle hartslag door inspanning. U kunt dus gewoon sporten of seks hebben. 
Als u zich hierover zorgen maakt, kunt u dit bespreken met de ICD-begeleider.

Na het implanteren van een ICD, bent u niet verzekerd tijdens het autorijden. U moet na de implantatie een nieuw rijbewijs aanvragen. Hiervoor heeft u een keuringsverslag van de arts nodig.  

  • Krijgt u de ICD uit voorzorg en heeft u nog nooit een hartritmestoornis gehad? 
    U krijgt 2 weken na uw implantatie een keuringsverslag voor uw rijbewijs.
  • Krijgt u de ICD omdat u hartritmestoornissen heeft gehad die behandeld moesten worden met een shock? 
    U heeft 2 maanden na uw implantatie nog een afspraak in het ziekenhuis voor een controle van de ICD. U krijgt tijdens deze afspraak een keuringsverslag voor uw rijbewijs.

Een keuringsverslag heeft u nodig om een nieuw rijbewijs aan te vragen.

Na het implanteren van een ICD zijn niet alle soorten rijbewijs mogelijk. Kijk voor meer informatie op de website van Stichting ICD dragers Nederland.
Bespreek uw ICD altijd met uw autoverzekeraar. 

Bij het stoppen van de behandeling zet de arts de ICD uit. Bijvoorbeeld na een ernstig ongeval of een verwacht overlijden. De arts bespreekt dit dan met u en uw naasten. 

Bij overlijden is het verwijderen van de ICD verplicht omdat het schadelijk is voor het milieu. Uw naasten informeren de begrafenisondernemer dat u een ICD heeft. De arts moet eerst de ICD uitzetten, zodat de ICD geen schokken geeft tijdens het verwijderen. 

Wanneer moet u ons bellen?

Iedere ingreep heeft risico’s. Bij het implanteren van een ICD bestaat een kleine kans op een ontsteking of een bloeding.
Bel meteen de polikliniek Cardiologie als u 1 of meer van deze klachten heeft:

  • U heeft meer dan 38,5 graden koorts.
  • U denkt dat de wond ontstoken is. De wond is rood en warm of de plek om de wond is dik. Er kan ook pus uit de wond komen. Als u twijfelt, bel dan de polikliniek. 
  • U hoort een piep of voelt een trilling uit de ICD.

Contact

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de polikliniek via MijnOLVG. Op werkdagen kunt u ook bellen.

Polikliniek Cardiologie, locatie Oost, P2
020 599 30 32 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)

Shortstay afdeling Cardiologie, locatie Oost, A4
020 599 22 09 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)

Is de situatie levensbedreigend, bel dan 112.

De informatie op deze pagina is afkomstig van de afdeling Hartcentrum van OLVG. Laatst gewijzigd: