home

Leonie van Rheenen, gynaecoloog

Gynaecoloog Leonie Van Rheenen

Knappe koppen. In OLVG hebben we er genoeg. In deze rubriek maak je kennis met de bijzondere talenten van onze verpleegkundigen, artsen en het ondersteunend personeel. Vandaag stellen we je voor aan Leonie van Rheenen, gynaecoloog. Leonie specialiseerde zich met een groep gynaecologen in OLVG in vaginale stuitbevallingen en deelt haar kennis en ervaring met collega’s in het hele land. ‘Vrouwen met een baby in stuit moeten de keus hebben of ze vaginaal of via een keizersnede bevallen.’

Allereerst: kun je ons wat cijfers en percentages geven over het aantal baby’s dat in stuit ligt?
‘Slechts 3 tot 4 procent van de zwangere vrouwen heeft rond de uitgerekende datum de baby in stuit liggen. Een hele kleine groep, waarvan het grootste deel op eigen verzoek via een keizersnede bevalt. Slechts 25 procent kiest voor een vaginale bevalling. In OLVG hebben we gemiddeld 45 vaginale stuitbevallingen per jaar, wat op een aantal van in totaal 3000 bevallingen heel weinig is. Maar het gebeurt meer dan vroeger en meer dan in andere ziekenhuizen.’

Vaginale stuitbevallingen worden vaak als gevaarlijk ervaren. Waarom wordt er niet standaard een keizersnede gedaan?

‘Omdat onderzoek uitwijst dat op de lange termijn heus nadelen zitten aan een keizersnede: het is een zware buikoperatie met een lange herstelperiode. Bij eventuele volgende zwangerschappen is er bovendien een risico dat het litteken scheurt. Kans op een slechte afloop bij een bevalling na een keizersnede is even groot als een slechte afloop bij een vaginale stuitbevalling. In beide gevallen gaat het overigens om zeer kleine percentages.’

Hoe kwam het dat jij je wilde verdiepen in dit type bevalling?

‘Toen ik in 2013 in OLVG kwam werken waren er op de afdeling twee gynaecologen die veel vaginale stuitbevallingen deden. Omdat OLVG erom bekend stond, kwamen uit heel Amsterdam vrouwen naar ons ziekenhuis. Ik vond daarom dat ik het ook moest kunnen. Ik ging op zoek naar cursussen en ben terechtgekomen in Engeland. Daar leerde ik over de ‘all fours’-positie, waarbij de vrouw op handen en knieën zit tijdens de stuitbevalling. Deze techniek is later ook ingevoerd in OLVG.’

Waarom is die techniek beter dan een bevalling in rugligging?

‘Allereerst: ruim 9 van de 10 stuitbevallingen gaan goed. Het gevaar waar we over spreken en wat anders is dan bij een bevalling in hoofdligging, ontstaat wanneer de navelstreng klem komt te zitten. De voeten of billen van de baby zijn er dan al uit, maar het hoofdje niet: de baby kan niet ademen. Er komt minder zuurstof via de navelstreng naar de baby - dat moet niet te lang duren. Om de baby snel geboren te laten worden draaien en trekken we, waarbij schade kan ontstaan. Als de vrouw op handen en voeten zit is er minder druk op de navelstreng. In de meeste gevallen hoef ik de baby niet eens aan te raken om geboren te laten worden.’

Je organiseerde al eens een internationaal congres over stuitbevallingen en nu train je collega’s door het hele land. Waarom vind je dat belangrijk?

‘Juist omdat de vaginale stuitbevalling weinig voorkomt, oefenen maar weinig verloskundigen en gynaecologen met de begeleiding ervan. Als ze onverwacht tóch een keer met zo’n stuitbevalling te maken krijgen, kan het onveilig worden. Bovendien: als niemand het meer kan, kun je vrouwen ook niet meer die optie geven. Daarom wil ik mijn kennis delen en zorgverleners zoveel mogelijk laten oefenen op een pop. In OLVG filmen we nu ook – met toestemming – de vaginale stuitbevallingen. Dit beeldmateriaal zetten we in voor onderwijs.’

Stuur je vrouwen die voor de keuze staan aan op een vaginale bevalling?

‘Nee, ik probeer niet te veel te sturen. Als vrouw moet je echt een intrinsieke motivatie hebben voor die vaginale bevalling: jij moet het doen. Alleen als haar angst onterecht is, probeer ik die weg te nemen. Als de vrouw – of haar omgeving - bijvoorbeeld zegt dat een keizersnede de veiligste optie is, dan ontkracht ik dat wel. Er zitten voor- en nadelen aan álle opties. Ik vind vooral dat vrouwen een keuze moeten hebben en dat zorgverleners hen veilig moeten kunnen begeleiden. Dat is mijn missie.’